Landaankoopfonds ambassadeur Arjan Dwarshuis doneert aan de natuur
16 december, 2024
Zondag 19 maart 2023
In een gezonde bodem krioelt het van het leven. Micro-organismen, zeer kleine ongewervelde dieren en schimmels breken samen dode planten en dieren af en brengen de voedingsstoffen weer terug in de voedselketen. Zo maken ze het leven op land mogelijk. Toch gaan we lang niet altijd zorgvuldig met het bodemleven om: eeuwenlange roofbouw en verzuring leidt tot het verdwijnen van voedingsstoffen. Vooral zandgronden zoals die van de Veluwe zijn hierdoor uitgeput.
IUCN NL en ARK Rewilding Nederland maken zich sterk voor herstel van bodems. IUCN NL doet dat vanuit haar programma Onder het Maaiveld, een samenwerking met het NIOO-KNAW, de WUR en De Vlinderstichting. ARK is betrokken bij bodemherstel in haar programma Rewilding de Veluwe. Een gezonde bodem zorgt voor het goed beschikbaar houden van de voedingsstoffen die in een gebied zijn, en goede verbindingen tussen schrale en rijke gronden maken de herinvoer van voedingsstoffen mogelijk.
Planten en dieren gebruiken voedingsstoffen voor hun verbranding en ontwikkeling. Ze verzamelen die nutriënten in hun weefsels. Tijdens hun leven houdt hun afweermechanisme de gretige schimmels, bacteriën en insecten nog buiten de deur, maar bij ernstige ziekte of na hun dood valt die bescherming weg en kan de hongerige opruimploeg naar binnen. In korte of lange voedselketens worden de verzamelde voedingsstoffen weer verdeeld over andere organismen.
De kortste keten is de vertering door mycorrhizaschimmels. Deze kunnen weefsel van een gestorven beest of plant rechtstreeks afbreken tot mineralen. Ze bieden deze opgelost in water aan aan planten in ruil voor suikers, een perfecte deal. Deze mycorrhizaschimmels gebruiken de plantensuikers onder meer om de huid van hun schimmeldraden te versterken. Deze draden kitten bij afsterving stevig vast aan gronddeeltjes. Op deze manier komt een derde van alle koolstofdioxide (CO2) op aarde in de bodem terecht, want suikers bestaan voor een groot deel uit koolstof.
De voedselketen wordt al wat complexer als regenwormen, pissebedden en miljoenpoten de weefsels van dode dieren en planten opeten, verteren en uitpoepen. Deze poep is dan weer voeding voor schimmels, die de voedingsstoffen verder in de bodem verspreiden langs hun schimmeldraden.
De voedselketen kan ook ellenlang zijn, met tussenstappen van microscopisch kleine organismen, zoals bacteriën en amoeben, die door grotere organismen worden opgegeten, zoals raderdiertjes en aaltjes. Bizarre creaturen als bastaardschorpioenen verschijnen ten tonele. Deze pakken springstaarten met hun fijne scharen, maar zijn zelf ook weer niet veilig voor kortschildkevers. Uiteindelijk komen de voedingsstoffen via bijvoorbeeld vogels en roofdieren als marters, oehoes en wolven in de top van de voedselpiramide terecht. Als deze sterven begint het proces weer van voren af aan.
Een rijk bodemleven zorgt kortom voor een goede biologische afbraak van organisch materiaal tot humus, waarin de celstructuur van de oorspronkelijke bestanddelen door vertering uit elkaar gevallen is en waarin de voedingsstoffen weer opneembaar zijn voor planten. Zo’n gezonde bodem met een rijke humuslaag is veel beter in staat om deze voedingsstoffen in de bovenlaag vast te houden dan een bodem waar deze ontbreekt. Niettemin spoelen er altijd voedingsstoffen uit naar diepere bodemlagen. Gravende dieren en goed, diep wortelende planten, geholpen door schimmels, kunnen een deel van deze mineralen ter plekke weer naar boven halen. Een ander deel zal via kwelwater op andere plekken in het landschap aan de oppervlakte komen en daar weer beschikbaar zijn voor planten en dieren.
Niet alleen stromend water, ook mensen en dieren verslepen voedingsstoffen. Op de hoge zandgronden van de Veluwe is de menselijke invloed al duizenden jaren van belang. In de ijzertijd haalden mensen organisch materiaal van de Veluwe om hun zogenaamde raatakkers te verrijken. De omgeving van deze akkers verschraalde hierdoor juist. Vanaf de middeleeuwen werd de schaal van deze ‘strooiselroof’ uit bossen en het plaggen en begrazing door vee zo groot dat bossen steeds meer plaatsmaakten voor heide en er zelfs stuifzand ontstond. Het uitspoelen van voedingstoffen uit de bodems werd hierdoor versneld. Dit leverde unieke schrale natuur op, maar het maakte deze bodems ook kwetsbaar: het eeuwenlang oogsten van hout en wild heeft essentiële voedingsstoffen aan het systeem onttrokken. Verzuring heeft dit proces nog verder versneld.
Kleine en grote dieren kunnen helpen om voedingsstoffen terug te brengen in een systeem. Insecten die leven in schrale vegetaties, maar hun voedsel halen in rijkere vegetaties; vleermuizen, roofvogels en dassen die foerageren waar het rijk is, maar vaak verblijven in de schralere bossen waar vervolgens de bulk aan uitwerpselen en prooiresten terechtkomt. Vissen die een groot deel van hun leven in de benedenloop van beken of in rivieren leven, maar stroomopwaarts trekken op de beken van de zandgronden om te paaien en uiteindelijk te sterven. Grote grazers als hert, wild rund, wild paard en wisent die vooral foerageren in de rijke beekdalen en het rivierengebied, maar ook op de hogere en drogere delen te vinden zijn waar ze met hun poep en, als ze sterven, met hun eigen lichaam, waardevolle nutriënten achterlaten. Welke rol de terugkeer van de wolf in dit laatste proces gaat spelen is een spannende nieuwe ontwikkeling. Het moge duidelijk zijn dat dit alleen werkt als de dieren zich voldoende kunnen verplaatsen. Verbindingen tussen schrale en rijke landschappen zijn daarvoor essentieel.
Er gebeurt al veel dat de voorwaarden voor bodemherstel beter maakt. Bossen worden ouder, loofrijker, meer divers. De hoeveelheid dood hout neemt toe. Kadavers mogen steeds vaker blijven liggen. Lang verdwenen sleutelsoorten als de wolf zijn teruggekeerd en meer soorten zullen volgen. Grote grazers hebben een niet meer weg te denken plek in onze natuur.
Tegelijkertijd zijn er nog grote stappen te zetten. Verbindingen voor onze ‘bodemherstellers’ ontbreken nog te vaak. Een eenzijdige en hoge begrazingsdruk door wild maakt vestiging van waardevolle planten en loofboomsoorten moeilijk. Onze grote fauna is veelal opgesloten op de armste delen van de zandgronden en heeft zelden toegang tot de rijke beekdalen en het rivierengebied. Er worden ondanks de nutriëntentekorten nog steeds voedingstoffen in de vorm van hout en kadavers afgevoerd. Het weghalen van deze belemmeringen en een sterke focus op de eigen herstelkracht van onze natuur zou veel vaker een vanzelfsprekendheid moeten zijn.
Bodemleven, bron: Jeroen Helmer.